Skip navigatie

De diepte in met: pianist Paolo Giacometti

Paolo Giacometti: een pianist met een Italiaanse naam, maar die ondertussen door en door Nederlands is. Dankzij zijn grote liefde voor kamermuziek is hij regelmatig in de Stadsgehoorzaal te horen met muzikale partners zoals zanger Thomas Oliemans, cellist Pieter Wispelwey en violiste Maria Włoszczowska. Deze keer niet verscholen achter het klavier, vroegen wij deze sympathieke pianist het hemd van het lijf.

Je komt uit Italië, maar woont al heel lang in Nederland. Hoe ben je hier terechtgekomen?

‘Mijn ouders kwamen begin jaren zeventig voor het werk van mijn vader vanuit Milaan naar Nederland. Ik was toen één jaar oud. Van Milaan naar Eemnes: een groter contrast is bijna niet in te denken! Het beviel goed, al verhuisden we een paar jaar later naar Hilversum. Soms kom ik collega’s tegen in het buitenland, en die snappen het niet zo goed: Paolo Giacometti, dat is toch een Italiaanse naam? Dan blijk ik toch Nederlander te zijn. Mijn beide ouders zijn Italiaans, maar omdat ik vooral hier ben opgegroeid voel ik mij Nederlander. Ik heb ook een Nederlands gezin en een Nederlands leven.’

 

En als pianist ben je dus ook in de Nederlandse pianotraditie opgeleid.

‘Ja, dat klopt. Ik heb gestudeerd bij de grote Nederlandse pedagoog Jan Wijn. Tijdens mijn studie aan het conservatorium in Amsterdam kwam ik ook in aanraking met oude instrumenten. Hier in Nederland hebben we een grote traditie binnen de authentieke muziekpraktijk: hoe je met een Urtext omgaat, wat oude piano’s zijn, fortepiano’s, wat darmsnaren betekenen voor een strijkinstrument… Dat heeft me muzikaal gezien heel erg beïnvloed. Mede daardoor speel ik makkelijk en graag op heel veel verschillende piano’s: van de fortepiano’s uit Mozart’s tijd, tot de Weense en Franse piano’s uit de 19e eeuw tot de Steinway van nu. Dat heb ik erg aan die Nederlandse traditie te danken.’

 

Wat was je eerste concert in de Stadsgehoorzaal, en wanneer was dat? Kan je dat nog herinneren?

‘Dat is misschien wel 30 jaar geleden! Ik was nog student en speelde niet in de zaal, maar in de foyer aan de Breestraat. Het was een solorecital, en ik kan me herinneren dat de sfeer heel fijn was en het publiek heel leuk. Als ik in de Stadsgehoorzaal beneden door de foyer loop, denk ik met genoegen: hier is het allemaal begonnen.’

Op de foto te zien: Paolo Giacometti

Pieter Wispelwey & Paolo Giacometti - Koffieconcert: Sjostakovitsj, Oestvolskaja, Kabalevski

De twee muzikale zielsverwanten komen met een prachtig Russisch programma met Sjostakovitsj’ Cellosonate in d als kern en daarnaast Oestvolskaja’s Grand Duet en Kabalevski’s Cellosonate in Bes op. 71.

Koop hier je kaarten

Je speelt in de Stadsgehoorzaal vooral als duo-partner en liedbegeleider. Heb je die rol altijd al geambieerd?

‘Ja, maar het is ook vanzelf gekomen. Van jongs af aan hield ik al van kamermuziek en de liedkunst. Dat komt door mijn opleiding, daar werden deze vormen van muziek maken altijd gestimuleerd. Ook mijn ouders hebben hier een rol in gespeeld. Zij waren grote muziekliefhebbers. Ze hielden veel van pianomuziek, maar draaiden thuis vooral platen met liederen en kamermuziek.

Ik timmerde tijdens mijn studie als solist aan de weg, maar had al snel door dat het ook deuren opende als ik met geweldige medemuzikanten ging samenwerken. Al jong leerde ik cellist Pieter Wispelwey kennen, maar ik speelde bijvoorbeeld ook samen met Bart Schneemann [hoboïst, oud-artistiek leider Nederlands Blazers Ensemble red]. Voor mij is het solo spelen en kamermuziek maken altijd een fijne combinatie geweest.’

 

Hoe verschilt de rol van pianist in kamermuziek van die van solopianist?

‘De eerste jaren dat je kamermuziek speelt, is het vooral heerlijk om samen muziek te maken. Je stelt je in dienst van je medespelers. Na een tijdje kom je erachter dat het pas écht interessant wordt, als je wel degelijk dezelfde doelen hebt als wanneer je solo speelt. Daarmee bedoel ik als in een relatie: je bent samen, maar daarbinnen moet er genoeg ruimte zijn om jezelf te zijn en jezelf te laten zien.

In kamermuziek en liedkunst is dat een ontzettend spannend gegeven. Je wilt al je solistische kwaliteiten aanwenden om tot spannende en interessante kamermuziek te komen. Daarin is het een kwestie van geven en nemen.’

 

In september speelde je in de Aalmarktzaal met bariton Thomas Oliemans, die niet alleen zong, maar ook naast jou achter het klavier kroop. Kan Thomas een beetje pianospelen, of denk je ‘neem eerst nog maar wat meer lesjes?’

[Lachend]: ‘Thomas speelt heel goed piano, en dat vind ik heel vervelend! Het zou ontzettend leuk zijn als we een jaar later terug zouden komen en dat hij piano speelt en ik ga zingen, maar dat ga ik niet eens proberen!

Ik zoek mijn duo-partners er kennelijk onbewust op uit, want ook Pieter Wispelwey kan ontzettend goed piano spelen. Misschien heeft het ermee te maken met dat zowel Thomas als Pieter hele complete musici zijn. Niet alleen weten zij als zij met een pianist spelen heel goed wat er in de pianopartij gebeurt, ze overzien de muziek ook als geheel. Ik ben ontzettend jaloers, dat zij op meerdere vlakken zulke goede musici zijn. Zoals ik al zei: mij wil je niet horen zingen of op een cello horen spelen!’

 

Komend seizoen speel je naast Schubert met Thomas, ook een volledig Russisch programma met Pieter Wispelwey. Vergt dat een heel andere voorbereiding?

‘Ja en nee. We worden als muzikanten de hele tijd geconfronteerd met veel verschillende muzikale talen. Bij elke grote componist is die taal weer anders. Van de andere kant is er ook een bepaalde lyriek die telkens terugkomt. Italiaanse muziek is bekend om haar ‘cantabile’ [klank die klinkt als zingen, red.], maar de Russen kunnen er ook wat van!

Natuurlijk ben je bezig met: wat is dit, waar komt dit vandaan, hoe willen we dit muzikaal weergeven? Maar uiteindelijk is het snel schakelen tussen verschillend repertoire een proces dat voor elk concert terugkomt.’

'Kamermuziek is als een relatie: je bent samen, maar daarbinnen moet er genoeg ruimte zijn om jezelf te zijn en jezelf te laten zien.'

V.l.n.r: Pieter Wispelwey, Paolo Giacometti

Sjostakovitsj en Kabalevski zijn voor klassieke muziekluisteraars bekende componisten. Galina Oestvolskaja is wellicht minder bekend. Wat maakt dat haar muziek zo goed in dit programma past?

‘Oestvolskaja is meer ‘moderne’ muziek. Die muzikale taal kan veel ruiger, veel heftiger overkomen. Maar van de andere kant: dat heeft de muziek van Sjostakovitsj en Prokofjev soms ook. De muziek van Oestvolskaja is misschien atonaler, maar desondanks hoor je ook de Russische aard en een enorme hang naar melancholie. Haar muziek is extreem, maar ook dat hoort bij Russische muziek. Op zijn eigen manier is de romantische muziek van Tsjaikovski ook heel extreem. Je hoort prachtige, maar schaamteloze climaxen: je moet als muzikant je hele ziel op tafel leggen. Als je goed luistert, is dat bij de muziek van Oestvolskaja net zo.’

 

In sommige landen is het uitvoeren van Russische muziek vanwege de oorlog op dit moment een gevoelige kwestie. In Nederland niet. Merk jij hier verschil in, op verschillende plekken waar je concerten speelt?

‘Het valt wel mee. Over het algemeen speel ik weinig Russische programma’s, dus voor mij persoonlijk is dit niet aan de orde. Maar ik heb er wel op een andere manier mee te maken. Ik geef les aan het conservatorium in Düsseldorf, Duitsland, en heb daar een aantal studenten uit het voormalig Oostblok: bijvoorbeeld uit Polen en Litouwen. Pianisten die daar vandaan komen, zijn van kinds af aan opgegroeid met de Russische pianoschool en pianoliteratuur. Gelukkig maar, want dat is een van de belangrijkste scholen ter wereld!

Je ontkomt als pianist niet aan de muziek van Rachmaninoff, Prokofjev, Scriabin, Moessorgski, de pianoconcerten van Tsjaikovski… Dat is een enorme muzikale wereld. Deze studenten hebben vaak concerten in hun agenda staan met dit repertoire in de landen waar ze vandaan komen, en dat kunnen ze nu niet meer doen [in deze landen wordt sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne geen Russische muziek meer uitgevoerd, red].

Dat zijn jonge mensen die hun carrière starten, en komen nu hierdoor in de problemen. Ik vind dat vrij absurd. Ik snap dat je gaat reageren als iemand bijvoorbeeld een werk speelt van een componist die groot geworden is met ondersteuning van Poetin. Dat moet je niet doen. Maar componisten zoals bijvoorbeeld Sjostakovitsj verzetten zich tegen het totalitaire Russische regime. Het zijn vaak juíst de grote kunstenaars die zich proberen te verzetten of los proberen te staan van een politiek klimaat. Dat op plekken nu oude Russische muziek geboycot wordt, alleen omdat het Russisch is, blijft voor mij heel erg raar. Juist óók omdat deze muziek vaak gecomponeerd is door mensen die zelf enorm hebben geleden en soms letterlijk bezweken zijn onder het juk van de Russische politiek.’

 

Tot slot: heb je nog een droomprogramma, dat je in de toekomst graag in de Stadsgehoorzaal zou willen uitvoeren?

‘Haha…nee! Ik heb, vooral dankzij programmeur van de Stadsgehoorzaal Susanne Lammers al heel veel van mijn droomprogramma’s in Leiden mogen spelen. Op een gegeven moment ben je druk bezig met een project of een cd-opname, en tot nu toe was het voor mij een enorme luxe dat ik die programma’s bijna altijd in de Stadsgehoorzaal heb kunnen uitvoeren. Wat ook bijzonder is, en dat maak ik niet vaak mee, is dat een programmeur zo trouw is aan de musici die ze graag hoort spelen en deze musici ook zo vaak programmeert.

Zo heb ik de kans gekregen echt een band op te bouwen met het publiek in Leiden. Voor mij is het vergelijkbaar met een soort festivalgevoel. Als ik na afloop van een concert in de foyer kom om een drankje te drinken, zie ik in het publiek gezichten die ik al vaak gezien heb. Je kent elkaar. Ik vind het ontzettend bijzonder als iemand terugkomt om naar me te willen luisteren, dat is het grootste compliment dat er is. Als ik nu in de Stadsgehoorzaal speel, is er meestal veel publiek. Dat is voor een groot deel te danken aan de visie van Susanne, die dat zo heeft opgebouwd en altijd aan het concept vastgehouden heeft. Zo’n band tussen een zaal en een musicus vind ik enorm uniek.

Dat is ook waarom ik niet één droomprogramma heb. Ik heb genoeg plannetjes voor de komende jaren. Ik ga volgend jaar veel Schumann opnemen, en ga met een paar fantastische muzikanten samen spelen. Ik noem nog geen namen, maar je ziet me vanzelf met deze mensen het podium op komen in de Aalmarktzaal!’

 

Pieter Wispelwey & Paolo Giacometti - Koffieconcert: Sjostakovitsj, Oestvolskaja, Kabalevski

De twee muzikale zielsverwanten komen met een prachtig Russisch programma met Sjostakovitsj’ Cellosonate in d als kern en daarnaast Oestvolskaja’s Grand Duet en Kabalevski’s Cellosonate in Bes op. 71.

Koop hier je kaarten